Ga naar hoofdinhoud

EEN BIJBELSTUDIE VAN FRANK OUWENEEL: “DE SCHEPPING” (Deel 3)

DE MENS

We lezen in Gen. 1 : 26 en 27:

En God zeide: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld.
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem.

Wij weten dat deze eerste mens “Adam” heette, de naam “Adam” vinden we echter pas voor het eerst vermeld in Gen. 4 : 25. Tot en met Gen. 4 : 24 heette hij: “de mens”.

God schiep de mens perfect: hij ontving het leven uit God, hij leek op God, hij was onsterfelijk en hij beschikte over een vrije wil. God wenste dus geen marionetten op aarde te laten rondlopen, maar schepselen met een eigen verantwoordelijkheid. Eigenlijk kon de eerste mens doen en laten wat hij wilde. Pred. 7 : 29a bevestigt dan ook dat Gods scheppingswerk ook wat dat betreft volmaakt was:

God heeft de mensen goed gemaakt…..

In een volgende blog zullen we gaan zien dat de mens zijn vrije wil zou gaan gebruiken om tegen God te rebelleren; daarom vervolgt Pred. 7 : 29:

 …..maar zij zoeken vele bedenkselen.

In Gen. 1 was alles nog probleemloos…..

Een mens “naar Gods beeld” gemaakt. Ps. 8 : 6 en 7 beschrijven dat indrukwekkend:

Gij, o God, hebt de mens bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd.

In Luk. 3 : 38 wordt Adam zelfs “de zoon van God” genoemd.

Voordat Adam (in Gen. 3) met de zonde in aanraking kwam beschikte hij over de maximale kennis van alle dingen. Wat professoren in honderden jaren aan wetenschap  en uitvindingen ontwikkelen, was reeds volledig bij Adam bekend. Gen. 2 : 19 geeft hiervan een voorbeeld:

En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten.

De Hebreeuwse grondtekst leert ons dat Adam de dieren, die aan hem voorbijkwamen, een naam gaf die 100% overeenkwam met de specifieke karaktertrekken van dat bepaalde dier. En God heeft dit erkend; dat wij vandaag de dag een leeuw  “leeuw” noemen is het direkte gevolg van de deskundigheid van de eerste mens; met zo machtig veel inzicht was Adam geschapen.

Gen. 2 : 4 sluit als het ware het scheppingsverhaal af:

Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden.
Ten tijde dat de Here God aarde en hemel maakte.

Van Gen. 1 : 1 tot en met Gen. 2 : 3 wordt God in de Bijbel “Elohim” genoemd: de verheven en heilige God. Hier in Gen. 2 : 4 vinden we voor het eerst de toevoeging “Here”  (in het Hebreeuws: “Jehova” of “Jahweh”).
De naam “Here” (“Jehova”) wordt in de Bijbel konsekwent gebruikt als God in contact treedt met de mens. Tegen de eerste mens zei God als het ware: “Ik wil er voor jou ‘zijn’ en vanaf nu mag je Mij met Mijn speciale naam aanroepen: “Jehova” (betekent: “de Bestaande” of de “Ik ben”)”.

Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.  (Gen. 2 : 7)

Nadat Adam was geschapen lag hij levenloos op de grond; maar God heeft Zich (eerbiedig gesproken) voorovergebogen om in de neus van Adam Zijn levensadem te blazen, en zo werd Adam een levend wezen. Het is voor ons onbegrijpelijk, maar zo is het echt gegaan.
Daarom mogen wij een mensenleven ook niet zomaar naar believen beëindigen: niet door moord, niet door abortus en niet door euthanasie, want door dit levensadem-wonder in Gen. 2 : 7 heeft elk mens het leven te danken aan God.

In 1 Tim. 6 : 13 staat:

God, die alle leven wekt.

In Hand. 17 : 25 lezen we:

God Zelf geeft aan allen leven en adem.

De eerste mens werd door God geplaatst in een geweldig mooie omgeving…..

…..in de hof van Eden.

En er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen. De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is; en het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas. De naam van de tweede rivier is Gichon. De naam van de derde rivier is Tigris.
En de vierde rivier is de Eufraat.  (Gen. 2 : 8 en 10 – 14)

“Eden” betekent “verrukking”; “Pison”: “groei” en “Eufraat”: “vruchtbaarheid”.
De mens had dus niets te klagen. Integendeel.

God gaat door met voor Adam te zorgen:

En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.
Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens.  (Gen. 2 : 18, 21 en 22)

God heeft Adam als het ware onder narcose gebracht en uit zijn rib een vrouw voor hem “geboetseerd”. Wie is groot als God !
En welke positie kreeg die vrouw ? Een plaats van onderdrukking ? Een mindere plaats dan de man ? Luister wat het Nieuwe Testament hierover zegt:

In de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw;
alles is echter uit God.  (1 Kor. 11 : 11 en 12)

Hier zien we duidelijk dat man en vrouw zonder elkaar niets waard zijn; ze zijn van elkaar afhankelijk. Mocht iemand met u een discussie willen beginnen over de emancipatie-problematiek, dan kunt u hem of haar het beste dit Bijbelgedeelte laten lezen want deze passage laat exact zien hoe God het bedoeld heeft. Natuurlijk is er sprake van een verschillend takenpakket, want een man is een man en een vrouw is een vrouw.

We willen nu kort stilstaan bij een prachtig schaduwbeeld dat in de schepping van de vrouw ‘verborgen’ ligt. In 1 Kor. 15 : 45 wordt Adam “de eerste Adam” genoemd; in datzelfde vers is er eveneens sprake van een andere Adam:

De eerste mens, Adam, werd een levende ziel;  
de laatste Adam een levendmakende geest.

Die “laatste Adam” is de Here Jezus.

We zagen dat God Adam heeft laten inslapen en uit hem een vrouw heeft gemaakt.

Met de Here Jezus…..is iets soortgelijks gebeurd.

Toen de Here Jezus op het Kruis van Golgotha door God verlaten werd (omdat de Here Jezus beladen was met uw en mijn zonden) is Jezus als het ware (en ik zeg dit vol eerbied:) in ‘een diepe slaap’ geweest. In die vreselijke uren van duisternis, werd toen uit Hem een vrouw (een bruid) geboren: de Gemeente.
In Ef. 5 : 25 staat:

Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn Gemeente heeft liefgehad
en Zich voor haar heeft overgegeven.

De Here Jezus is in die drie donkere uren om zo te zeggen “door God geopereerd”, evenals Adam. God heeft Adam pijn gedaan, doch alleen op die manier kon God uit Adam een vrouw maken. Op het Kruis van Golgotha heeft God de Here Jezus pijn gedaan doordat Hij het zonde-oordeel, dat wij verdienden, op Hem heeft gelegd. Doch alleen zó kon de Gemeente ontstaan.
De Here Jezus heeft tegen God gezegd: “Pijnig Mij maar, Ik heb de mensen die in Mij zullen geloven en samen ‘Gemeente’ zullen heten, zó lief dat Ik deze “operatie” voor hen wil ondergaan”.
Dát is de reden dat wij als Gemeente zijn “geboren”. Dat wij als christenen deze Bijbelstudie volgen komt omdat de Here Jezus zich voor ons heeft overgegeven; net zoals Adam zich vrijwillig aan God overgaf en op die manier aan God de mogelijkheid gaf een vrouw uit hem te maken.
Omdat wij de “vrouw” (de bruid) van de Here Jezus zijn wordt er hier in Gen. 2 ook onmiddellijk gesproken over een ‘bruiloft’. Direkt nadat Hij de man en de vrouw geschapen heeft zegt God:

Een man zal zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen
en zij zullen tot één vlees zijn.  (Gen. 2 : 24)

Hier zien we voor het eerst in de Bijbel beschreven: het voor-altijd-samenzijn-van-man-en-vrouw-in-de-juiste-volgorde.

En zoals vandaag de dag bruidegom en bruid hun bruiloft vieren en hun verdere leven samen zullen delen, zo zullen wij eenmaal als Gemeente (de bruid van de Here Jezus) met onze Bruidegom (de Here Jezus) verbonden worden, voor eeuwig bij Hem zijn en samen met Hem het eeuwige leven delen.
Nu nog is Jezus ‘de Bruidegom in de hemel’ en zijn wij ‘Zijn bruid op aarde’; maar er komt een moment dat wij naar de hemel zullen gaan en daar voor altijd bij Hem zullen zijn.
Op. 19 : 7 introduceert reeds de feestvreugde:

Laten wij blij zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.

(wordt vervolgd)

meer informatie:
https://www.frankouweneel.nl