Ga naar hoofdinhoud

EEN BIJBELSTUDIE VAN FRANK OUWENEEL: “WEDERGEBOORTE, EEUWIG LEVEN, DE HEMEL EN DE EEUWIGHEID” (Deel 6)

EEUWIG LEVEN

Er zijn 3 redenen waarom de Bijbel spreekt van “het eeuwige leven”.
De eerste 2 redenen vinden we in de volgende Bijbelteksten:

Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.  (Ps. 90 : 2)

Abraham riep de naam van de eeuwige God aan.  (Gen. 21 : 33)

God die alle leven wekt.  (1 Tim. 6 : 13)

God Zelf geeft aan allen leven en adem.  (Hand. 17 : 25)

Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God !  (Matth. 16 : 16)

Jezus sprak: de Vader heeft leven in Zichzelf.  (Joh. 5 : 26)

God formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.  (Gen. 2 : 7)

Samengevat:
1) God is eeuwig
2) Alle leven komt van God

Conclusie:

3) Omdat de eeuwige God de Schepper is; blijft álles in de schepping eeuwig bestaan

Een en ander impliceert dus keihard de onwaarheid van de (door velen gehanteerde) stelling “met de dood is alles uit”. De eeuwige, levende God kán namelijk niet iets scheppen wat tijdelijk is.
Zelfs de wetenschap (die over het algemeen met God geen rekening houdt) leert onomwonden dat geen enkele molecuul verloren gaat; zelfs niet een door het woestijnzand verzwolgen waterdruppel.

Níéts hier op aarde verdwijnt.

Dus…..
…..ook de mens niet.

Job zegt:

Als een boom wordt omgehouwen, loopt hij weer uit en zijn nieuwe scheuten blijven niet achterwege.
Ook als een mens sterft, zal hij herleven.  (Job 14 : 7 en 14)

Nu kunnen we de onderstaande woorden uit Hebr. 9 : 27 ook beter begrijpen:

Het is de mensen beschikt eenmaal te sterven,
en
daarna…..

Wát “daarna” ?

Let goed op het woord “herleven” in Job 14: het menselijk individu blijft dus eeuwig vóórtleven.
Het zou daarom verstandig zijn als alle mensen zich tijdens hun leven de vraag zouden stellen én beantwoorden wáár zij na het sterven eeuwig zullen voortleven.
Elk mens zou eigenlijk eenmaal in zijn aardse bestaan geconfronteerd moeten worden met het beeld van ‘de twee rijdende treinen’.

Trein 1

Naam: de doodstrein.
Elk mens wordt geboren in de doodstrein; daar behoeft hij of zij niets voor te doen.
Ef. 2 : 3 en 5 zegt:  

Van nature dood in zonde.

Vertrekpunt: de zondeval.
De trein is zijn reis lang geleden begonnen: op het moment dat de mens in Gen. 3 besloot om God ongehoorzaam te zijn.

Machinist: de satan.
Goddeloze mensen denken dat ze vrij en onafhankelijk zijn, maar niets is minder waar. Jezus leert in Joh. 8 : 44 dat ieder individu die geen rekening houdt met God, in de trein van de satan zit:

Gij hebt de duivel tot vader, en gij wilt de begeerten van uw vader doen.

Eindpunt: de poel van vuur.

De duivel en de doden in het dodenrijk werden geworpen in de poel van vuur.  (Op. 20 : 10, 13 en 14)

“De poel van vuur”.
Sommige ongelovige mensen zeggen quasi overmoedig: “ik zit prima in deze trein; ik heb geen problemen met de hel, even verbranden en…..klaar”.
Jezus leert echter in Mark. 9 : 43 en 44:

De hel is het onuitblusbare vuur, waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust.

Zoals gezegd: God is een eeuwig God, bij Hem hoort eeuwig leven en dat leven zal dus nooit in vlammen verdwijnen. Mark. 9 : 43 en 44 spreekt van een eeuwig lijden in de vreselijke hitte van het niets ontziende vuur. 
De uitdrukking “waar de worm niet sterft” duidt op de gewetenswroeging die de verloren mens eeuwig zal kwellen: “Hád ik maar…..!”.

Trein 2

Naam: de trein van het eeuwige leven.
Hoe kun je in die trein stappen ?
Het “treinkaartje” (waarvoor Jezus op het kruis heeft betaald) heet ‘Joh. 3 : 16’:

Een ieder, die in Jezus Christus gelooft, gaat niet verloren, maar heeft eeuwig leven.

Elk mens die nog niet voor de Here Jezus heeft gekozen, heeft nog steeds de gelegenheid om van de rijdende doodstrein over te stappen in de rijdende trein van het eeuwige leven. Wie van harte zegt: “Here Jezus, ik belijd mijn zonden en neem U aan als mijn Verlosser !”, bevindt zich op datzelfde moment in Jezus’ trein.

Vertrekpunt: de eeuwige God.

Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.  (Ps. 90 : 2)

Machinist: Jezus Christus.

Ik stel mij de Here bestendig voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet. Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen; want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien. Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.  (Ps. 16 : 8 – 11)

Eindpunt: de Hemel.

Wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemel, een eeuwig huis.  (2 Kor. 5 : 1)

Dit is de belofte, die Jezus zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven.  (1 Joh. 2 : 25)

De Hemel: dat heerlijke “gebouw van God” waar de gelovige eeuwig zal voortleven. Pas dáár zal hij volmaakt genieten van het eeuwige leven dat hij als kind van God reeds op aarde heeft ontvangen:

Jezus sprak: dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God.  (Joh. 17 : 3)

Wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is.  (1 Joh. 1 : 2) 

Hoe is het eeuwige leven “aan ons geopenbaard” ?
Door de Here Jezus.

Wij weten: dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.  (1 Joh. 5 : 20)

Gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon

gegeven leven te hebben in Zichzelf.  (Joh. 5 : 26)

Jezus zeide: Ik ben de weg en de waarheid en het leven.  (Joh. 14 : 6)

Jezus zeide: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven.  (Joh. 11 : 25)

(wordt vervolgd)

meer informatie:
https://www.frankouweneel.nl