Ga naar hoofdinhoud

EEN BIJBELSTUDIE VAN FRANK OUWENEEL: “JEZUS CHRISTUS” (Deel 4)

DE DIENST OP AARDE VAN JEZUS CHRISTUS

Er zijn verschillende redenen geweest waarom de Here Jezus naar de aarde is gekomen. De drie belangrijkste zijn:

  • God verheerlijken
  • Gods wil volbrengen
  • De satan overwinnen

De hoofdreden van Zijn komst was: God verheerlijken.
“Verheerlijken” betekent: eren, verhogen en maken dat de waardigheid en waarde van iemand openbaar wordt en erkend wordt.
Tot aan de geboorte van de Here Jezus had God van de mens alleen maar verdriet gehad; nagenoeg het hele Oude Testament gaat over Gods boosheid over de zonde.
Maar nú kwam er op aarde een mens, de Allereerste, die werkelijk alleen maar deed wat God welbehagelijk was, de eerste mens die God volmaakt gehoorzaamde. God had gehoopt dat Adam en Eva en hun nakomelingen Hem zouden hebben verheerlijkt; God heeft echter moeten wachten tot de omwandeling op aarde van Zijn geliefde Zoon.

De tweede reden: Gods wil volbrengen.
“God wil dat alle mensen behouden worden”.
Vele christenen zeggen (vaak onnadenkend): “de Here Jezus kwam om ons te verlossen”.
Wij denken graag eerst aan onszelf. Onze redding was natuurlijk een belangrijke reden voor Zijn komst, maar niet de belangrijkste. De Here Jezus dacht in de eerste plaats aan God: Jezus’ hoofddoel was, zoals gezegd, de grootmaking van God.

En de derde reden: de satan overwinnen.
De satan bevond zich niet in de hemel, maar in het dodenrijk. Om hem te kunnen overmeesteren moest de Here Jezus dus niet alleen naar de aarde komen, maar moest Hij nog vérder afdalen: naar het dodenrijk.

Laten we ons nu bezighouden met Jezus’ verheerlijking van God; we zullen dit doen met grote eerbied, in het besef dat we mogen stilstaan bij een van de meest verheven onderwerpen in de Bijbel.
In Joh. 17 : 4 zegt de Here Jezus tegen Zijn Vader:

Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt.

Eerbiedig gezegd roept de Here Jezus hier tot God: “Ik heb U verheerlijkt, Mijn werk is klaar”. Bedenk goed dat Jezus dit zegt vóór Zijn lijden aan het kruis.
Inderdaad: 33 jaar lang had Jezus God volmaakt grootgemaakt. God heeft daar zeer bijzondere waardering voor gehad: tot 2 keer toe heeft Hij de hemel geopend om iedereen te laten horen hoe blij Hij was met Zijn Zoon Jezus Christus (zie Matth. 17 : 5 en Mark. 1 : 11).

En aan het einde van Zijn omwandeling op aarde vraagt Jezus:

En nu, verheerlijk Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.  (Joh. 17 : 5)

De Here Jezus zegt: “God, nu Ik het werk heb voleindigd wil Ik terug naar de hemel en wil Ik weer diezelfde heerlijkheid hebben, die Ik al van eeuwigheid bezit”.

God zou heel graag ogenblikkelijk hebben gedaan wat Zijn Zoon Hem vroeg; het zou betekenen dat Jezus dan niet naar het kruis behoefde te gaan en…..dat zou tot gevolg hebben gehad dat de gehele mensheid voor eeuwig verloren zou zijn.
Gelukkig is de Here Jezus niet voortijdig naar de hemel teruggegaan; vijf hoofdstukken eerder, in Joh. 12 : 24, had Hij aangrijpende woorden gesproken:

Indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort.

De Here Jezus bedoelde: “Leg een graankorrel in je hand, je ziet dat hij mooi en gaaf is. Je kunt hem in je hand houden en genieten van zijn schoonheid, maar verder gebeurt er niets: de korrel zal altijd “eenzaam” blijven. De natuur leert dat de graankorrel alleen vruchten zal voortbrengen als je hem in de grond stopt en laat doodgaan”.
De Here Jezus had het over…..Zichzelf.
Hij is die “graankorrel” die naar de aarde is gekomen; en in Zijn grote liefde zegt Hij: “Als Ik niet in de dood ga, gaat de gehele mensheid verloren en zal Ik altijd alleen blijven. Als Ik te vroeg terugga naar de hemel en niet de kruisdood sterf, kan ik nooit ten volle genieten van de heerlijkheid aan Gods rechterhand maar zal Ik altijd “eenzaam” blijven, Ik zal geen mensen hebben om van te houden en voor te zorgen. Ik blijf eeuwig alleen”.

Ziet u duidelijk hoe lief de Here Jezus u en mij moet hebben gehad !

In het Oude Testament, in Ex. 21 : 2 – 6, vind je van Zijn onbegrijpelijk grote liefde een geweldig mooi schaduwbeeld:

Wanneer gij een Hebreeuwse slaaf koopt, zal hij zes jaar dienen, maar in het zevende jaar zal hij om niet als een vrij man weggaan. Indien hij alleen gekomen is, zal hij alleen weggaan. Indien zijn heer hem een vrouw gegeven heeft en zij hem zonen en dochters gebaard heeft, zal de vrouw met haar kinderen het eigendom blijven van haar heer, en hij zal alleen weggaan. Maar indien de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als een vrij man weggaan, dan zal zijn heer hem bij de goden brengen, hij zal hem bij de deur of de deurpost brengen, en zijn heer zal zijn oor met een priem doorboren en hij zal hem voor altijd dienen.

Laten we deze “Wet op de Hebreeuwse slaaf” eens kort bestuderen.

Als een Hebreeuwse slaaf zes jaar gediend had, mocht hij niet langer slaaf zijn, maar was hij geheel vrij; zijn meester moest hem laten gaan.
Het kon zijn dat zijn meester hem (terwijl hij slaaf was) een vrouw gegeven had en dat de slaaf bij die vrouw kinderen had gekregen. Die vrouw en die kinderen waren dan niet van hem (want hij was slaaf); zij behoorden de meester toe.
Na zes jaar zei de meester dus tot hem: “Nu ben je een vrij man, je kunt gaan waar je wilt”.

Zo heeft de Here Jezus 33 jaar als slaaf op aarde gewandeld; Fil. 2 : 5 – 8 zegt:

Christus Jezus die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, heeft Zichzelf ontledigd en heeft de gestalte van een slaaf aangenomen.

En Jezus had, aan het einde van die 33 jaar slavendienst, ”vrij man” kunnen zijn: Hij had terug kunnen gaan naar de hemel. Maar dan was de Here Jezus, zoals we zagen, helemaal ”alleen” gebleven, zonder ons.

Het kon in het Oude Testament gebeuren dat een slaaf uitriep: “Ik wil helemaal niet vrijuit gaan, want ik heb mijn vrouw lief en wil niet weggaan zonder haar. En ik heb mijn kinderen lief en wil ze absoluut niet achterlaten”.
Zo lief had Jezus óns ook. Gedreven door liefde tot Zijn vrouw (in  Ef. 5 : 25 vinden we “Zijn vrouw”: de Gemeente: álle gelovigen op aarde. We zullen daar in BBB-14 verder op ingaan) koos Hij ervoor Zijn vrouw en kinderen (zie Hebr. 2 : 13) eeuwig te bezitten.

Let nu op:
als de Oud-testamentische slaaf zijn meester meedeelde dat Hij altijd bij zijn vrouw en kinderen wilde blijven, dan gebeurde er iets wonderlijks: de meester doorboorde het oor van de slaaf.
Dat is ook gebeurd met de Here Jezus:

Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.  (Jes. 53 : 5)

De Here Jezus is doorboord op het kruis van Golgotha.
Zoals Ps. 40 : 6 – 8 zegt:

Gij hebt mij de oren doorboord. Ik heb lust om Uw wil te doen, mijn God.

We zagen al eerder wat de wil van God was:

God die wil dat alle mensen behouden worden.  (1 Tim. 2 : 3)

De Here Jezus voerde de wil van God uit toen Hij Zichzelf op het kruis gaf voor onze zonden. We weten dat Hij dit niet had hoeven doen, want Hij had God volkomen verheerlijkt. Hij was eigenlijk al klaar met Zijn werk op aarde, maar uit liefde voor ons ging Hij dóór.

Van de slaaf uit Ex. 21 staat geschreven: “en hij zal hem voor altijd dienen”. De keuze voor zijn vrouw en kinderen betekende namelijk dat hij nooit meer vrij zou zijn, dat hij voor altijd slaaf zou moeten blijven. Maar dat deed hij graag; uit liefde tot zijn vrouw en kinderen.
Die vrijwillige keuze maakte de Here Jezus ook:

Christus heeft Zijn gemeente liefgehad en Zichzelf voor haar overgegeven.  (Ef. 5 : 25)

De Here Jezus wist wat deze keuze betekende: Hij zou voor de zonde van de wereld vreselijk moeten lijden. Dat de Here Jezus besefte wat dat lijden zou inhouden blijkt uit Mark. 14 : 35 en 36:

Jezus bad dat die ure aan Hem zou voorbijgaan, en Hij zeide: Vader, neem deze beker van Mij weg…..

Zó zwaar heeft de Here Jezus tegen het kruis-lijden opgezien.
Maar in Zijn grote liefde voegde Hij er in Mark. 14 : 35 en 36 direkt aan toe:

…..doch niet wat Ik wil, maar wat Gij, Vader, wilt.

Want Hij wenste slechts Gods wil te doen. En net als de Hebreeuwse slaaf heeft de Here Jezus daarmee u en mij “eeuwig gediend”:

Christus is voor allen die in Hem geloven een oorzaak van eeuwig heil geworden.  (Hebr. 5 : 9)

Wat een geweldige parallellen tussen de liefde van de Hebreeuwse slaaf en de liefde van de Here Jezus.
Geprezen zij Jezus tot in eeuwigheid dat Hij de wil van God heeft gedaan:

God die wil dat alle mensen behouden worden.  (1 Tim. 2 : 3)

De Here Jezus zegt in Joh. 6 : 38 en in Joh. 4 : 34:

Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.
Mijn spijze is de wil te doen van Hem, Die mij gezonden heeft, en Zijn werk te volbrengen

De Here Jezus gaf Zijn bloed voor ons leven; wij zijn gered door Zijn bloed.

Wij zijn behouden door het bloed van Jezus Christus.  (Rom. 5 : 9)

En elke dag nodigt Jezus verlorenen uit om tot Hem te komen:

Jezus sprak: Ik ben de deur; als iemand door Mij binnengaat, zal hij behouden worden.  (Joh. 10 : 9)

Door de Here Jezus is er eeuwige redding:

God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.  (Joh. 3 : 17)

Let vooral op de woorden “door Hem”: door Jezus Christus.
Ook op basis van wat we al eerder hebben bestudeerd willen we nu stapsgewijs Zijn verlossingswerk samenvatten:

  • de mens: God ongehoorzaam (zonde);
    Rom. 3 : 23: Allen hebben gezondigd.
  • Gods heiligheid eiste daarom het oordeel over de mens; 
    Rom. 3 : 19: De hele wereld is strafschuldig voor God.
  • maar Gods liefde (1 Joh. 4 : 8: God is liefde)zocht een oplossing voor
    2 problemen:
    1) overeenkomstig Gods heiligheid moest het zonde-oordeel worden voltrokken
    2)  overeenkomstig Gods liefde wilde God de mens dit oordeel besparen
  • beide problemen zijn opgelost door Jezus Christus
  • het eerste probleem loste Hij op door te zeggen: “Leg het volle oordeel maar op Mij”;
    2 Kor. 5 : 21: God heeft Christus tot zonde gemaakt.
  • het tweede probleem heeft Hij ook opgelost, want God zegt:
    “Elk mens die zijn zonde erkent en gelooft in het verlossingswerk van Jezus Christus, is vrij van het oordeel en ontvangt eeuwig leven”;
    Rom. 8 : 1: Géén oordeel van God voor hen die in Christus Jezus zijn.

In volgende studies zullen we hier weer nader op ingaan.

Glorie voor Jezus !
Hij heeft Gods wil volbracht !

We hebben stilgestaan bij Zijn verheerlijking van God en bij Zijn uitvoering van Gods wil. Maar er was nog een derde reden voor Jezus’ komst naar de aarde: de strijd tegen en de overwinning van satan.
Ofschoon we eerder uitgebreid Jezus’ triomf over satan hebben behandeld, willen we nog even kort ons geheugen opfrissen.
Hebr. 2 : 14 en 15 zegt:

Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.

Als de Here Jezus satan niet had overwonnen, dan waren wij nooit bevrijd en torsten wij nog steeds het juk van de zonde. De kop van satan moest worden vermorzeld (zie Gen. 3 : 15). Hiertoe moest de Here Jezus niet alleen “aan bloed en vlees deel hebben” (is: mens worden) maar moest Hij ook afdalen in het dodenrijk: satans verblijfplaats. De Here Jezus was de Enige die zomaar het dodenrijk kon binnengaan en er ook zomaar weer uit te voorschijn kon komen:

Jezus sprak: Ik leg mijn leven af om het weder te nemen, niemand ontneemt het mij, maar Ik leg het uit mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en Ik heb macht het weder te nemen.  (Joh. 10 : 17 en 18)

Jezus heeft in het dodenrijk satan de nek omgedraaid; Hij heeft de satan glorieus overwonnen. Matth. 27 : 50 – 53 bewijst Jezus’ victorie:

Jezus riep met luider stem en gaf de geest. En zie, de aarde beefde, en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad. waar zij aan velen verschenen.

Satan bezat de macht over de dood, maar op het moment dat de Here Jezus het dodenrijk binnenstapte, gaf de satan zich over en raakte ter plekke de macht over de dood kwijt. Als bewijs daarvan gingen de graven open; daarmee gaf God aan: “De satan is overwonnen !”.

Jezus Christus heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd.  (Kol. 2 : 15)

En zo heeft de Here Jezus Zijn Dienstwerk op aarde voleindigd; Hij had God verheerlijkt, Hij had de wil van God gedaan en Hij had de duivel onttroond.

Jezus zeide: Het is volbracht !  (Joh. 19 : 30)

En toen Hij álles volbracht had, is de Here Jezus gaan zitten aan Gods rechterhand. Jezus is daar nu, verheerlijkt en…..niet meer “alleen”; Zijn vrouw en Zijn kinderen (de Gemeente) zijn nu Zijn eigendom en Hij verlangt ernaar spoedig de Zijnen bij Zich in de hemel te hebben.

(wordt vervolgd)

meer informatie:
https://www.frankouweneel.nl

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *