Ga naar hoofdinhoud

EEN BIJBELSTUDIE VAN FRANK OUWENEEL: “JEZUS CHRISTUS” (Deel 1)

Frank Ouweneel zegt: “De centrale boodschap van de Bijbel gaat over een Persoon: Jezus Christus.
God Zélf roept Hem in Mark. 1 : 11 toe: “Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb ik mijn welbehagen”.
De apostel Paulus zegt in Fil. 3 : 8: “Ik beschouw alles als waardeloos, omdat niets méér waarde heeft dan het kennen van Jezus Christus”.
Jezus’ volgelingen roepen in Mark. 4 : 41 vol bewondering uit: “Wie is toch deze !“.
De apostel Johannes vermeld in Joh. 21 : 25 dat als mensen alles over Jezus schriftelijk zouden vastleggen, er op onze wereldbol voor al die boeken simpelweg niet genoeg plaats zou zijn. Uiteraard is ook deze studie bij lange na niet in staat een volledige beschrijving te geven. Toch biedt deze studie genoeg aanleiding om u nog meer te verdiepen in Jezus’ wonderbare, heerlijke Persoon.”

INLEIDING

Het is voor elke christen van groot belang en heel zegenrijk na te gaan wat de Bijbel zegt over Jezus Christus.
De Here Jezus is zeer bijzonder: op alle 1200 bladzijden van Gods Woord wordt van Hém gesproken. Ik daag u uit uw Bijbel te nemen en een willekeurige pagina op te slaan: u zult zien dat er ergens op die bladzij passages zijn te vinden die direct of indirect verband houden met Jezus Christus.
Zó belangrijk is de Here Jezus; de hele Bijbel gaat over Hem.

WIE IS JEZUS CHRISTUS ?

Geen mens zal Hem ooit volledig kunnen begrijpen. Zelfs al zouden de grootste christen-wetenschapper of de begaafdste theoloog hun hele leven wijden aan de bestudering van de Persoon van Jezus Christus, dan zouden ze op hoge leeftijd tot de conclusie moeten komen dat ze nog maar heel weinig kennis hebben verzameld.

De mens Jezus Christus is 33 jaar geworden; gedurende die 33 jaar heeft Hij op aarde een wonderbare dienst gedaan. Die dienst was zo veelomvattend dat de Bijbel daar o.a. vier evangeliën aan wijdt: Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes. En het laatste vers van het laatste evangelie (Joh. 21 : 25) meldt:

Er zijn vele andere dingen die Jezus gedaan heeft; indien deze één voor één beschreven werden, dan zou de wereld de boeken, die geschreven werden, niet kunnen bevatten.

Dus moet Hij wel een heel bijzonder Iemand zijn geweest.
We dienen daarom eerbied en respect voor de Here Jezus te hebben; we mogen met diep ontzag “stil” voor Hem zijn, zoals de psalmist zegt:

Wees stil voor de Here.  (Ps. 37 : 7)

De apostel Paulus, die een hoog-ontwikkelde en uiterst bekwame dienstknecht van God was, maakt in de volgende Bijbelverzen duidelijk wat de Persoon van de Here Jezus voor hem betekende:

Ik heb reden om op het vlees te vertrouwen en indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer. Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat.  (Fil. 3 : 4, 7 en 8)

Ook u en ik hebben Hem lief. Dat is heel bijzonder, want we hebben de Here Jezus nog nooit gezien.
De apostel Petrus zegt:

Gij hebt Jezus Christus lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.  (1 Petr. 1 : 8)

Vanuit onze menselijke natuur, zonder de relatie met de Here Jezus, hebben wij onszelf het meest lief. Voor een christen, echter, die door de Heilige Geest een hecht contact met Jezus onderhoudt, is Hij op aarde Nummer Eén en de Bron van alle vreugde.

Jezus Christus is er al van eeuwigheid af.
De naam “Jezus Christus” komt echter alleen voor in het Nieuwe Testament.

In het Oude Testament wordt Hij met andere namen en aanduidingen vermeld.

Een van die aanduidingen in het Oude Testament is: “Zoon”:

Van de Zoon sprak God: Uw troon is in alle eeuwigheid.  (Hebr. 1 : 8)

Hier zien we dat, hoewel Jezus Christus als mens geboren is in Bethlehem, Hij er al was van alle eeuwigheden. Hij was en is een deel van de Goddelijke drie-eenheid. Zoals we in BBB-02 al zagen, spreekt de Bijbel van “God de Vader”, “God de Zoon” en “God de Heilige Geest”.
Aan de hand van dit figuur zouden we ons dat voor kunnen stellen:

In Spr. 8 lezen we wat de Here Jezus van Zichzelf getuigt:

Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,
van den beginne, eer de aarde bestond.
Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren,
toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.
Eer de bergen omlaag gezonken waren,
vóór de heuvelen ben ik geboren;
toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt,
noch de eerste stofdeeltjes der wereld.
Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar;
toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan,
toen Hij de wolken daarboven bevestigde,
en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,
toen Hij aan de zee haar perk stelde,
opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,
en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
toen was ik een troetelkind bij Hem,
ik was een en al verrukking dag aan dag,
te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht.  (Spr. 8 : 23 – 30)

De Here Jezus zegt hier: “Toen God de aarde schiep, was Ik al bij Hem”.
Opmerkelijk is het woord ‘troetelkind’; in de grondtekst van het Oude Testament staat daar letterlijk: ‘lieveling’.
De Here Jezus was dus van eeuwigheid de “lieveling’ van God. Misschien kunt u nu ook beter begrijpen hoe zwaar het voor God is geweest de Here Jezus, Zijn enige en geliefde Zoon, te moeten afstaan.
In Joh. 3 : 16 lezen we:

Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.

Het was een onbegrijpelijk groot offer van de liefdevolle God om de Here Jezus naar deze aarde te sturen, want God wist wat de mensen met Hem zouden doen.

Een andere vertaling van het hebreeuwse woord voor ‘troetelkind’ is: ‘werkopzichter’.
De Here Jezus was niet alleen van eeuwigheid af Gods lieveling, Hij was ook Gods “werkopzichter”; dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de aarde door de Here Jezus is geschapen:

De Zoon door wie God de wereld geschapen heeft.  (Hebr. 1 : 2)

Ook ten opzichte van de instandhouding van de schepping was en is Jezus “werkopzichter”; Hij dráágt de gehele schepping:

De Zoon, die alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht.  (Hebr. 1 : 3)

Toen de Here Jezus aan het kruis hing, gaf Hij het kruis en de spijkers de kracht om Hem te dragen. Hij gaf de mensen, die Hem aan het kruis nagelden, de kracht om met hun hamers te slaan. Want ook op dát moment was Hij “de Zoon van God, die alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht”.

Het bovengenoemde Bijbelgedeelte uit Spr. 8 : 23 – 30 beschrijft Jezus Christus in de tijd die vooraf ging aan de schepping van de aarde.
1 Petr. 1 : 20 onderstreept dat:

Jezus was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld. 

De Bijbel leert dat Jezus “vóór de grondlegging der wereld” in Zijn grote liefde tot God heeft gezegd:

(Toen zeide ik:)
Zie ik kom; in de boekrol is over mij geschreven;
ik heb lust om Uw wil te doen, mijn God,
Uw wet is in mijn binnenste.  (Ps. 40 : 7 – 9)

Beseft u wat Jezus hier uitroept ?
Eerbiedig gezegd: “God, wat er ook gebeurt, ik ben graag bereid om Uw wil te doen. Tot in het diepste van mijn wezen ben ik vervuld van het verlangen Uw bevelen uit te voeren”.

Wat betekende dat ?
Onnoemelijk veel !
Laten we dat eens nader bestuderen.

Na de schepping is de zonde in de wereld gekomen, waardoor de mens van God vervreemd en gescheiden raakte en Gods oordeel over zich afriep.
God wilde echter de relatie met de mens herstellen en hem eeuwig leven geven: 
1 Tim. 2 : 4 zegt:

God, die wil, dat alle mensen behouden worden.

God wil dus dat alle mensen behouden worden (= gered worden van het oordeel).
Maar…..God is heilig; Hij kan de zonde niet door de vingers zien; Hij kan de ongehoorzaamheid van de mens zomaar niet vergeten.
Om de mens te kunnen behouden móést eerst de zonde-straf volledig uitwoeden.
Er moest dus een hoge prijs worden betaald.

En daar is Jezus Christus…..
Zoals we zagen heeft Hij reeds in de verre eeuwigheid tegen God gezegd: “Als U wilt dat alle mensen behouden worden, dan ga ik ervoor zorgen dat dat mogelijk wordt; ik ben bereid daarvoor tot het uiterste te gaan: ik zal de totale zonde-straf dragen” (zie nogmaals 1 Tim. 2 : 4 en Ps. 40 : 7 – 9).
Het verlossings-plan, waarmee u en ik kort of lang geleden hebben kennisgemaakt, is dus al vóór de grondlegging van de wereld uitgedacht.
Wat een genade !

En hoe is dat verlossings-plan werkelijkheid geworden ?

We zagen in 1 Tim. 2 : 4:

God, die wil, dat alle mensen behouden worden.

1 Tim. 2  gaat verder:

Er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen: de mens Jezus Christus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen.  (1 Tim. 2 : 5 en 6)

In beeld moeten we dat als volgt zien:
aan de ene kant van de rivier staat God en aan de andere rivier-oever staat de zondige mens en…..er is géén brug.
Om God en mens bij elkaar te brengen was er iemand nodig die tussen God en de mensen zou willen gaan staan, die die ‘brug’ zou willen zijn. In 1 Tim. 2 : 5 wordt gesproken over een “middelaar tussen God en mensen”, en 1 Tim. 2 : 6 zegt dat Jezus Christus die “Middelaar” is geworden door Zich te geven “tot een losprijs voor allen”.

Ik wil het nog wat duidelijker maken, omdat dit niet eenvoudig is.
De Here Jezus was in eerste instantie als de Zoon van eeuwigheid in de hemel. Maar om het verlossingsplan te kunnen uitvoeren moest de Here Jezus naar de aarde (het zonde-terrein) gaan. Laten we 1 Tim. 2 : 5 en 6 nog eens lezen:

Er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen: de mens Jezus Christus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen.

Let op de woorden: “de mens Jezus Christus” !
Jezus Christus, de eeuwige Zoon door Wie de wereld geschapen is, is mens geworden voor u en voor mij. Dit is een geweldig mysterie.

Groot is het geheimenis: God is geopenbaard in het vlees.  (1 Tim. 3 : 16)

1 Tim. 3 : 16 meldt ons het niet te begijpen wonder dat God mens is geworden en die mens heette: Jezus.
“Jezus” betekent dan ook: “God is redder”.
Waarom is God mens geworden, waarom is God niet gewoon ‘als God’ naar de aarde gekomen om het verlossings-plan uit te voeren ? De reden vinden we Ex. 33 : 20:

God zeide: Geen mens zal Mij zien en leven.

Wanneer God ‘als God’ naar de aarde zou zijn gekomen, dan zou de gehele mensheid in een fractie van een seconde van de aarde zijn weggevaagd; niemand kan God in Zijn volle heerlijkheid en heiligheid verdragen.
In BBB-02 hebben we gezien dat Mozes slechts de achterkant van God heeft gezien; als gevolg daarvan schitterde het gezicht van Mozes zo intens dat de Israëlieten hem niet konden aankijken.
Daarom is God mens geworden. Op het moment dat God op de aarde kwam, was Hij de mens Jezus Christus en zag Hij er net zo uit als u en ik.
Heel duidelijk wordt dat uitgelegd in Fil. 2 : 5 – 7:

Jezus Christus, die in de gestalte Gods zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, heeft Zichzelf ontledigd en is aan de mensen gelijk geworden.

Hier staat eigenlijk: “Jezus Christus en God zijn dezelfde Persoon”.
Maar wat is er gebeurd ?
Jezus Christus heeft Zichzelf “ontledigd”: Hij heeft al Zijn Goddelijke heerlijkheid afgelegd en “is aan de mensen gelijk geworden”.
En toen Hij geboren werd, moest Hij “Jezus” genoemd worden.

Maria zal een zoon baren en gij zult hem de naam JEZUS geven, want: Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden.  (Matth. 1 : 21)

Zoals gezegd: “Jezus” betekent: “God is Redder”.
Als we de naam “Jezus” uitspreken zeggen we dus dat God Redder is. Wanneer we het over Jezus hebben, dan hebben we het dus over God Zelf, Die als mens naar de aarde is gekomen om ons te redden.
Daarom was er ook grote blijdschap bij Jezus’ geboorte:

De engel zeide: ik verkondig u grote blijdschap: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here.  (Luk. 2 : 10 en 11)

Groter blijdschap kon de mens niet ten deel vallen: God kwam op de aarde om de mensheid te redden (“Heiland” betekent: “redder”, “behouder” of “bevrijder”).

Dat is het wonder van “God geopenbaard in het vlees” (1 Tim. 3 : 16). Al de wonderen, die de Here Jezus op aarde deed, kon Hij doen omdat Hij God Zelf was.

We hebben gezien dat de Here Jezus in het Oude Testament wordt beschreven als de eeuwige Zoon in de hemel.
Het Nieuwe Testament toont ons de Here Jezus nadat Hij op aarde is gekomen. We bespraken reeds dat de Bijbel vier evangeliën wijdt aan Zijn omwandeling op aarde. Veel mensen denken dat er tussen die vier evangeliën bijna geen verschil is; dat is een misvatting. De mens Jezus Christus is als een diamant met vele flonkerende vlakken: elk evangelie laat weer een ander facet van Hem zien.
Mattheüs laat ons de Here Jezus zien als koning; Mattheüs toont dan ook aan dat de Here Jezus een nakomeling was van koning David. Markus beschrijft ons de Here Jezus als de volmaakte dienstknecht, die God volkomen gehoorzaam was; geen wonder dat we in Markus 40 keer het woordje “terstond” kunnen lezen. In Lukas wordt de Here Jezus beschreven als de volmaakte mens, zonder zonde. Johannes laat Hem zien als de Zoon van God.
Als u de evangeliën aandachtig doorleest zult u onder de indruk komen van de Persoon van de mens Jezus Christus; en misschien roept u in uw hart wel uit:

Niemand is als U, niemand die mijn hart vervult zoals U; ook al zoek ik heel mijn leven lang door, er is niemand zoals U.

(wordt vervolgd)

meer informatie:
https://www.frankouweneel.nl

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *