Ga naar hoofdinhoud

EEN BIJBELSTUDIE VAN FRANK OUWENEEL: “WEDERGEBOORTE, EEUWIG LEVEN, DE HEMEL EN DE EEUWIGHEID” (Deel 10)

DE EEUWIGHEID

In het verlengde van wat we in deze Studie tot dusver hebben besproken, ligt het begrip ‘eeuwigheid’.
In een gelijkenis in Luk. 16 : 19 – 28 geeft Jezus Zelf daarover onderwijs:

Er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield. En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren. Het geschiedde, dat Lazarus stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. De rijke stierf ook. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep: zend Lazarus opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn. Er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen.

Voor het goede begrip zullen we dit Bijbelgedeelte in stappen behandelen:

Er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield. En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren.

“De rijke man” is een beeld van de ongelovige die doelbewust niet “instapt in de trein van God”. Met de “bedelaar” bedoelt de Here Jezus hem of haar die de goede trein heeft genomen: die de Here Jezus als Verlosser aangenomen heeft.

Het geschiedde, dat Lazarus stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot.

Met “Abrahams schoot” wordt “het paradijs” bedoeld.

Wat is het paradijs ?
In Luk. 23 : 43 zegt de Here Jezus tegen de moordenaar aan het kruis:

Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

Let goed op de woorden “heden” en “met Mij”.
De Here Jezus ging, evenals deze moordenaar, binnen enkele ogenblikken sterven en Hij zou naar het hemels paradijs gaan. Op grond van zijn onvoorwaardelijke geloof in Jezus zou de moordenaar direkt na zijn dood met Hem meegaan om daar te zijn waar Jezus ook zou zijn.

Een gelovige die ons is voorgegaan in de dood, bevindt zich nu in een heel bijzondere “afdeling van de Hemel”: het paradijs. We zagen in Luk. 23 : 43 het allermooiste van het paradijs: de Here Jezus is daar.
Ontslapen in Jezus’ brengt de mens dus in een tijdelijke hemelse “wachtkamer” (waar Jezus ook is !) vanwaar de gelovige eens zal worden opgehaald om definitief naar het Vaderhuis te gaan.

De rijke stierf ook.
En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen…..

Hoe vergaat het de rijke ?
Hij sterft…..
…..én ontwaakt.
Waar ?
In “het dodenrijk onder de pijnigingen”.

Met de dood is dus niet “alles uit” !

De vitale keuze die zowel “de rijke man” als “de arme Lazarus” moesten maken was: “wáár breng ik de eeuwigheid door ?”.
Die keuze moesten zij tijdens hun leven hier op aarde maken; want uit de woorden van Abraham blijkt dat kiezen na het sterven niet meer mogelijk is:

Er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.

En dat met de dood is niet “alles uit” is blijkt ook uit het feit dat “de rijke man” na zijn dood gewoon dóórleefde.

Hij kon zien:

En toen de rijke man in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham.

Hij kon horen:

Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen. en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn.

Hij kon spreken:

Hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen.

Hij kon voelen en leed pijn:

De rijke man riep: zend Lazarus opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam.

Hij kon zich zijn hele leven herinneren:

Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen. en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn.

Hij had wroeging en spijt:

Hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen.

Afhankelijk van de keuze tijdens zijn leven komt een dode dus terecht in één van de twee “wachtkamers”: ‘het paradijs’ (of: ‘Abrahams schoot’) en ‘het dodenrijk onder de pijnigingen’.

Waarop wachten de ongelovigen in ‘het dodenrijk onder de pijnigingen’ ?
Zij wachten op het moment dat zij moeten verschijnen voor de Grote Witte Troon van Gods oordeel:

Ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten. En ik zag de doden staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel van  vuur geworpen.  (Op. 20 : 11 – 14)

Waarop wachten de gelovigen in ‘het paradijs’ ?
Zij wachten op het moment dat de Here Jezus ze mee zal nemen naar het Vaderhuis:

God zal hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank van een bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.  (1 Thess. 4 : 14 – 17)

Wat zal dat geweldig zijn: “altijd met de Here wezen” !

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.  (Op. 21 : 1 – 5)

meer informatie:
https://www.frankouweneel.nl